
Waarom het Nederland wéér niet lukt om 100.000 woningen per jaar te bouwen
Waarom 100.000 woningen per jaar niet lukt
Al jaren wordt in Den Haag hetzelfde doel herhaald: er moeten jaarlijks 100.000 woningen bij om het woningtekort in te lopen. Het klinkt ambitieus, en het klinkt logisch, want wie vandaag de woningmarkt op gaat, ziet hoe groot de vraag is. Maar ook in 2025 wordt dat doel opnieuw niet gehaald. Voor het vierde jaar op rij blijft de teller steken ver onder de ambitie. Hoogleraar woningmarktbeleid Peter Boelhouwer noemt het zelfs een illusie: we zitten er mijlenver vandaan, en dat zal de komende jaren niet veranderen.
De harde cijfers
Wie de cijfers bekijkt, begrijpt zijn woorden meteen. Vorig jaar werden er nog geen 70.000 woningen gerealiseerd. Dit jaar dreigt dat aantal te dalen tot onder de 65.000. Daarmee groeit de kloof tussen plan en werkelijkheid. De gevolgen zijn zichtbaar op elke woningwebsite en bij elke bezichtiging: te weinig aanbod, te hoge prijzen en steeds meer teleurgestelde woningzoekers.
Een optelsom van problemen
Hoe kan het dat een land met zoveel bouwdrang er toch niet in slaagt de schop in de grond te krijgen? Het antwoord ligt niet in één simpele verklaring. Het is een optelsom van problemen die elkaar versterken. Sinds de financiële crisis is er veel plancapaciteit verdwenen. Grote uitbreidingslocaties zijn afgerond en nieuwe gebieden worden nauwelijks aangewezen. Tegelijkertijd verschuift de focus naar binnenstedelijke projecten. Dat klinkt duurzaam en efficiënt, maar in de praktijk levert het vooral vertraging op. Bezwaarprocedures, hoge grondprijzen en ingewikkelde inpassing maken dat veel plannen jarenlang op de plank blijven liggen.
Betaalbaarheid en stijgende kosten
Daarbovenop komt de eis dat een groot deel van de nieuwbouw betaalbaar moet zijn. Een begrijpelijke wens, zeker nu starters en middeninkomens steeds meer moeite hebben een woning te vinden. Maar die betaalbaarheid maakt het voor projectontwikkelaars lastig om hun begroting rond te krijgen. Wanneer tweederde van een project goedkoop moet worden aangeboden, terwijl de kosten voor materialen, arbeid en duurzaamheidseisen stijgen, valt de rek er al snel uit. Voor investeerders is dat reden om zich terug te trekken. En zonder investeerders valt de financiering van veel projecten stil.
De bouwkosten zelf zijn bovendien fors gestegen. In nog geen vijf jaar tijd is bouwen gemiddeld een derde duurder geworden. Duurdere grondstoffen, hogere lonen, strengere milieueisen en verplichtingen voor verduurzaming maken dat de prijs van een nieuwbouwwoning vaak boven de vijf ton uitkomt. Zelfs ontwikkelaars die wel willen bouwen, haken soms af omdat het simpelweg niet meer haalbaar is.
Wat dit betekent voor woningzoekenden
De gevolgen voor woningzoekenden zijn groot. Starters die nét genoeg verdienen om een appartement te kopen, vinden hier en daar nog hun kans. Vooral kleinere nieuwbouwappartementen zijn populair. Maar wie afhankelijk is van de huurmarkt, en dan vooral de groep met lagere of middeninkomens, ziet de deur steeds vaker gesloten. Terwijl koopstarters een klein duwtje krijgen door steunmaatregelen, blijft de groep die een betaalbare huurwoning zoekt structureel buiten spel staan.
Daarmee blijft de spanning op de woningmarkt voelbaar. Woningen wisselen nog steeds razendsnel van eigenaar, prijzen stijgen ondanks de hogere rente, en de doorstroming stokt. Wie nu een huis zoekt, merkt dat je met geluk, geduld en vaak ook met meer geld dan gepland pas aan bod komt.
Hoopvolle signalen, maar weinig daadkracht
Toch klinkt er ook hoop. Experts als Boelhouwer pleiten al langer voor landelijke regie, meer financiële steun bij grote bouwlocaties en vooral continuïteit in beleid. Want wat de sector het meest dwarszit, is dat bij iedere verkiezing de koers verandert. Nieuwe ministers draaien regels om, stellen andere prioriteiten of leggen nieuwe beperkingen op. Projecten die net op gang komen, vallen stil omdat het speelveld weer verschuift. Zonder stabiel beleid blijft de bouw achter de feiten aanlopen.
Wat echt nodig is, zijn duidelijke keuzes en samenwerking. Gemeenten, provincies, projectontwikkelaars, beleggers en woningcorporaties zullen elkaar moeten vinden. Infrastructuur moet meegroeien met nieuwe wijken, vergunningen moeten sneller en betaalbaarheid moet niet alleen politiek wenselijk zijn, maar ook financieel uitvoerbaar. Alleen dan is er een kans dat de ambitie van 100.000 woningen per jaar ooit dichterbij komt.
Conclusie
Tot die tijd blijft de realiteit weerbarstig. De woningzoeker voelt de druk, de markt kraakt onder het tekort en het vertrouwen dat de overheid de crisis kan oplossen, slinkt met de dag. Het doel van 100.000 woningen klinkt mooi in een beleidsnota, maar zolang het bouwen zelf stokt, blijft het een belofte die niet wordt waargemaakt.